Literatuurverslag

Zelfgestuurd leren is meer dan zelfstandig leren, het leren gebeurd zelfstandig, waarbij verantwoordelijkheid wordt genomen in de sturing van het eigen leerproces. Zelfgestuurd leren is aan te leren, de docent speelt hierin een cruciale rol. Een gecombineerde aanpak tussen cognitieve en meta cognitieve leerstrategieën zijn het meest effectief ter bevordering van zelfgestuurd leren (D. Kostons, 2014). Bij metacognitie gaat het om hoe je leert en iets kan onthouden. De motivatie van leerlingen is ook belangrijk, zodat een leerling zichzelf kan stimuleren om door te zetten ook als het moeilijk of niet leuk is. Zelfkennis is ook essentieel, een leerling moet weten hoe hij beste leert en wat zijn sterke en zwakke kanten zijn. Door leerstrategieën in te zetten leren leerlingen hoe ze moeten en kunnen leren.

 

Uit onderzoek blijkt dat er 14 leerstrategieën bijdragen aan het verbeteren van het leerproces. Vier leerstrategieën zijn hierin het belangrijkst, deze staan vet gedrukt en beschrijf ik uitgebreider. De leerstrategieën zijn gerangschikt waarop ze een beroep doen:

  • Metacognitieve kennis:
  • Overzien, hierbij weet een leerling welk leerstrategie het best ingezet kan worden bij het uitvoeren van een taak. Hieronder een aantal voorbeelden hoe dit in de les gestimuleerd kan worden:

Strategie-instructie, voorwaardelijk in de keuze van de leerstrategie is dat leerlingen weten welke leerstrategie ze in kunnen zetten. In de les kan hier aandacht aangegeven worden door de leerstrategieën die ingezet kunnen worden te bespreken en toe te spitsen door welke leerstrategie het best ingezet kan worden. Daarnaast kan de  leerstrategie geoefend en geëvalueerd worden, niet alleen gericht op de taakinhoud, maar ook op de leerstrategie.

Vertellen over leren, een ander mogelijkheid is dat leerlingen elkaar vertellen over het leren, hoe zij leren voor een toets of een opdracht uitvoeren

Metacognitieve vragen stellen, bijvoorbeeld bij een moeilijk opdracht vragen stellen over wat het probleem is of hoe ze het zouden kunnen oplossen. Dit stimuleert leerlingen na te denken over metacognitieve leerstrategieën.

De rollen omdraaien, tijdens instructie expres fouten die leerlingen moeten ontdekken, zodat de leerling zelf aangeeft hoe iets op te lossen. Belangrijk hierbij is wel dit van te voren te melden bij leerlingen.

Motiveren om metacognitieve kennis te gebruiken, voordelen van leerstrategieën gebruiken in kaart brengen.

Faalangst tegen gaan, leerlingen met faalangst hebben meer moeite om metacognitieve leerstrategieën in te zetten. Bij faalangst kan een leerling vaak niet bedenken hoe een taak aan te pakken. Faalangstreductietraining of ontspanningsoefeningen kunnen hierbij helpen.

  • Jezelf kennen
  • Metacognitieve vaardigheden:
  • Vooruitkijken, de leerling plant zijn werk in tijd en stelt prioriteiten. Voorbeelden:

Een stappenplan maken, is goed inzetbaar om een moeilijk taak overzichtelijk te maken.

Concrete leerdoel formuleren, leerdoelen formuleren waarbij duidelijk wordt wat er precies moet gebeuren en waarom. De SMART-formule helpt hierbij.

Prioriteiten stellen, hoofdzaken en bijzaken moeten onderscheiden worden. Dit kunnen leerlingen doen door onderscheid te maken in hoe dringend en belangrijk de taak is.

Planningsinstrument inzetten, zoals een agenda, mindmap of tijdsplanning.

  • Bijhouden
  • Terugkijken
  • Cognitieve vaardigheden
  • Herhalen, de lesstof letterlijk hardop herhalen, hierdoor wordt de lesstof opgeslagen in het korte termijn geheugen en kan de leerling met de lesstof aan het werk. Om de lesstof op te slaan in het langetermijngeheugen is de leerstrategie verdieping van belang.

Verschillende manieren om lesstof te herhalen zijn:

Onderstrepen, lesstof opnieuw lezen en kernwoorden onderstrepen.

Herhaling spreiden, herhaling van bijvoorbeeld woordjes kunnen beter na vijf woorden herhaald worden, dan direct na één woord.

Volgorde afwisselen, begrippenlijst of woordenlijst in een andere volgorde herhalen.

Definitie toevoegen, naast dat er verteld wordt wat een woord betekent, wordt aan de leerling gevraagd het woord en de betekenis te herhalen.

  • Verdiepen
  • Structureren
  • Organisatievaardigheden
  • Jezelf organiseren
  • Omgeving organiseren
  • Anderen organiseren
  • Motivatie
  • Jezelf vertrouwen
  • Het nut zien, leerlingen worden gemotiveerder wanneer ze de waarde en het nut van een opdracht zien. Zodat ze de taak zelf belangrijk gaan vinden. De waarde van een taak is subjectief, omdat dit ook afhankelijk is van persoonlijke voorkeur. De motivatie kan intrinsiek zijn, de leerling vindt de taak nuttig of leuk, maar ook extrinsiek, waarbij de leerling een ander niet wil teleurstellen of er staat een beloning of straf tegenover.

Stilstaan bij het nut, aandacht geven aan de context van de lesstof, waarom wordt dit behandeld in de les. Dit kan in de les verhelderd worden door in gesprek te gaan, wat kun je ermee, waar helpt het je bij, waarom zou je het willen weten/leren.

Betekenis aanreiken, door een gastspreker of filmpje, zodat inzichtelijk wordt waarvoor je bepaalde kennis of vaardigheden nodig bent.

De toekomst dichterbij brengen, een leerlingen laten bedenken waarom een bepaald vak of onderwerp belangrijk is voor de toekomst.

  • Jezelf motiveren

Wil een leerling zelfgestuurd kunnen leren is het voorwaardelijk dat de leerdoelen en beoordelingscriteria voor leerlingen helder zijn. Leerlingen moeten eigenaar zijn van de leerdoelen, dit wordt gestimuleerd door leerlingen zelf leerdoelen en activiteiten te laten bedenken (Vrieling, 2014). 

 

Zelfregulatie wordt flink bevorderd wanneer de leerkracht in staat is om de juiste feedback te geven (Onderwijs maak je samen, 2018) Feedback is op te delen in drie varianten. Feed-up is gericht op waar de leerling staat ten aanzien van het einddoel, het waar gaat de leerling naar toe. Feedback, hoe heeft de leerling de taak uitgevoerd, zijn de doelen behaald. Feed-forward, waar staat de leerling ten aanzien van het leerdoel, hoe komt de leerling vooruit. In het boek: “10 mindframes for visibel learning” (Hattie & Zierer, 2018), worden deze drie soorten feedback onderschreven, hier wordt wel de nadruk gelegd op het belang van feed- forward. Feed-up en feedback worden veelal toegepast, maar juist feed-forward is erg belangrijk. Feed-forward komt voort uit het waar en hoe uit de eerste twee varianten, maar door het vooruit kijken ziet de leerling dat er binnen het leerproces altijd de vraag is, waar gaan we naartoe (Hattie & Zierer, 2018)? Feedback op zelfregulatie is gericht op vragen die stimuleren tot zelfreflectie. De feedback moet passend zijn bij het niveau van de leerling, feedback die niet wordt begrepen door leerlingen heeft een negatief effect op het leerproces. De sleutel tot goede feedback ligt in het aansluiten op of net boven het niveau van de leerling. (Hattie & Zierer, 2018), hier wordt aangesloten op de leertheorie van Vygotski (Geerts & Kralingen van, 2014)